I would like to here more about this “embedded cognition”, vroeg Sander mij op zijn blog.
Sander is programmeur. Er zijn twee soorten programmeurs. De goede programmeurs zijn echte analytische, slimme types. Van die denkers. Wiskundigen. Schakers. Mensen zoals Sander. Die programmeurs bedenken het hele programma in hun hoofd, en kiezen daarbij de structuur en de processen die het meest efficient en optimaal zijn om het probleem op te lossen. Daarna gaan ze achter het beeldscherm zitten en kloppen het hele programma in een keer de computer in. Als het even kan zonder fouten.
Van die programmeurs zijn er, schat ik, maar weinig. De meeste programmeurs zijn namelijk gewone mensen en gewone mensen lossen problemen nu eenmaal op een hele andere manier op. Gewone mensen kunnen ook niet goed schaken omdat ze niet zover vooruit kunnen denken. Die mensen beginnen eerst met denken, maar al na een minuutje wordt het ze allemaal wat te ingewikkeld in hun hoofd, of ze hebben juist een brilliant idee dat de oplossing lijkt te zijn. Dan stoppen ze met denken en gaan ze aan de slag.
Als het probleem te ingewikkeld lijkt, zullen mensen na even nadenken iets tastbaars gaan doen om het probleem hanteerbaar te maken. Eerst maar eens een beginnetje maken, denken ze. Even de boel op een rij zetten. Laten we nu eens een lijstje maken van dingen die er in ieder geval moeten gebeuren. Even een schemaatje maken. Pffoe ingewikkeld, even Roel bellen, of Pim, of Iris, die hebben hier verstand van misschien hebben zij een goed idee waar ik zou kunnen beginnen. Voor ze het weten zijn mensen al aan de slag. En dat bedoel ik hier in beide betekenissen: Voordat ze er erg in hebben, maar ook: voordat ze het weten: voordat ze daadwerkelijk weten wat ze zouden moeten doen, zijn ze al begonnen. Als de tijdsdruk hoog is, is een probleem al snel ‘te ingewikkeld’. Er zijn situaties waarin denken helemaal niet meer aan de orde is. Als er plotseling een auto met een noodgang op je afkomt, bijvoorbeeld. Direct reageren is dan het enige waartoe je in staat bent. Gelukkig maar, nadenken zou je over het algemeen je leven kosten.
Een andere situatie is het als je begint na te denken over een probleem en je komt dan al snel met een ‘idee’. Waar komen die dingen vandaan? Als je er eentje nodig hebt zijn ze met een lantaarntje te zoeken, als je even goed over de zaak wilt nadenken zonder gestoord te worden komen ze ineens bij je binnen vallen. Hallo, hier ben ik: de oplossing. Of in ieder geval: iets leuks! Hee, ik ben een idee! Laten we mij gaan doen, dat is leuk joh, zien we daarna wel verder. Er zijn maar weinig mensen die dergelijke impulsen kunnen weerstaan. Wie neemt er een goed idee bij de kop en zegt dan: ja, dat is een goed idee. Dat leggen we rustig even weg. Nu gaan we weer verder analyseren en categoriseren en in kaart brengen en beschrijven? Saaaaaai! Mensen zijn reactieve wezens. Een ‘goed idee’ vraagt om directe actie. En voor je het weet, jahoor, zit je dat idee al weer uit te programmeren. Blijkt dat het toch niet zo’n goed idee was. Of erger: het blijkt dat het wel een heel goed idee was maar er zijn toch nog een paar kleine probleempjes die even opgelost moeten worden om het echt werkend te krijgen. En daar ga je.
In beide gevallen zit de programmeur, de slechte variant, binnen no-time tot diep in de nacht te ‘debuggen’ en te klooien om de problemen op te lossen die hij zelf geschapen heeft door te snel te beginnen met handelen, in plaats van eerst even goed na te denken.
Althans, dit zou de analyse zijn van Sander. Die heeft hier ongetwijfeld goed over nagedacht. De goede programmeurs zijn de denkers, de slechte de snelle handelaars. Ik zou niet zo snel willen beweren dat het altijd goed is om diep over dingen na te denken. Neem Salsa dansen (daar weet Sander alles van). Nadenken is een typisch Hollandse, niet efficiente en uiteindelijk ook niet optimale manier om te leren dansen. Het uitleggen in woorden, procedures, stappen van een figuur is niet alleen volkomen tegennatuurlijk, het levert ook allerlei problemen op. Door op deze analytische manier te leren dansen wordt je nooit een echte danser.
Goede dansers worstelen zich snel door deze lessen heen en zoeken dan al snel een echt goede dansleraar. Dat zijn van die lichamelijke mensen. Die werken op gevoel. Die gaan je niet vertellen hoe je moet dansen. Dat moet je doen, ervaren, voelen. Dat is een goede manier van dansen. Ik ben een slechte danser. Ik denk na. Ik analyseer. Ik wil eerst weten wat ik doe, voor ik het ga doen. Op die manier ben ik traag en blijft mijn stijl hollands. (Sander is ook een hollandse danser, wij zullen nooit echt kunnen concurreren met de gemiddelde Puerto-Ricaan. Al wil ik aan zijn Salsa-kwaliteiten niets af doen, laat ik het veiligheidshalve bij mezelf houden).
Maar Goed en Slecht zijn normatieve begrippen. Mijn interesse in embedded cognition is meer wetenschappelijk gedreven. Ik heb niet echt een mening over de vraag of het goed of slecht is om eerst te denken en dan te doen, of andersom. Ik vraag me wel af of de meeste mensen niet in de meeste gevallen eerst doen, en dan pas denken. En dat terwijl ze denken dat ze eerst denken en dan doen.
Dat ga ik in de volgende blog verder uitleggen. (Ja, want wat is embedded cognition nu eigenlijk precies?) Eerst even een erwtensoepje eten...
[over deze blog is niet nagedacht. De tekst werd geschreven terwijl hij ontstond in de geest van de schrijver. Het brein van de schrijver kan er dan ook net min, of evengoed, voor verantwoordelijk gesteld worden als de handen en vingers, het toetsenbord, het computerscherm, en de ogen van de schrijver]
Dit blog is verhuist: www.jellevandijk.org
donderdag, februari 02, 2006
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Hoi Jelle,
Allereerst een kleine correctie. Ik schreef: ‘I would like to know more about your "embedded cognition".’ ;-) Maar het komt in op hetzelfde neer. Ik ben er nog steeds heel benieuwd naar. Je weet de spanning wel aardig op te voeren.
Het is wel lekker om de discussie even in het Nederlands voort te zetten. Dat schrijft toch net iets makkelijker. Ik heb nu alleen geen excuus voor taal en stijlfouten. Anyway,...
Goed dat je de schaker op het toneel brengt. Veel mensen verwachten dat iemand die zo analytisch denkt als ik ook wel een goede schaker zal zijn. Nou, ik ben een allerbelabberdste schaker. Hoe komt dat toch? Dat komt omdat ik schaak als een (ouderwetse) schaakcomputer, maar met heel wat minder rekencapaciteit. Ik kan een paar stappen vooruit denken en dan de balans opmaken van het aantal verloren stukken. Daarbij weet ik dat een paard meer waard is dan een pion en dat je op je dame heel zuinig moet zijn (overigens, niet alleen bij het schaken). Spelsituaties waarbij een aantal stappen lang geen stukken worden geslagen kan ik niet onderling op waarde inschatten. Het ontbreekt mij aan kennis van de structuren van het spel.
Een goede schaker weet dat als hij bijvoorbeeld nog twee lopers en een paard heeft (en natuurlijk de koning) wat hij daarmee kan doen. Hij (her)kent de aanvallende en verdedigende kracht van de opstellingen die met die stukken te maken zijn. Deze stukken kan hij via de juiste (hem reeds bekende) patronen over het bord manoeuvreren, zodat hij steeds een sterke opstelling heeft en ondertussen aan zijn aanval kan werken. De schaker (her)kent ook de positie van de tegenstander en weet hoe die over het bord zal moeten bewegen om zonder risico een aanval voor te bereiden. Complicerende factor is dat men niet de stukken van beide spelers afzonderlijk moet beschouwen, maar de interactie tussen beide, het dreigen, ontwijken, aanvallen, verdedigen. Ook deze interactie voldoet aan bepaalde wetmatigheden, vergelijkbaar met de interactie tussen twee zwaardvechters, schermers of boksers. Bij deze sporten is het ook niet genoeg als je focust op de raken klappen en stoten. Er wordt allereerst gewerkt langs vaste patronen, net zo lang tot een van beide een patroon/beweging niet goed beheerst en een gat laat vallen. [Overigens, een belangrijke rol is hier voor de coach, die kan de patronen op afstand waarnemen en adviezen geven.]
Ik zei al eerder dat ik geen verstand heb met schaken. Toch durf ik te zeggen dat er in een wedstrijd tussen twee goede schakers hele reeksen zetten zijn die in hoge mate te voorspellen zijn. Gegeven een bepaalde opstelling zullen beide spelers een bepaald patroon af gaan werken, omdat dat nu eenmaal de beste manier van manoeuvreren is. Deze spelers maken veel minder keuzes dan ik. Per zet zijn er maar enkele opties die zij overwegen. Voor mij zijn er bij iedere zet tientallen mogelijkheden die ik overweeg.
In meer wiskundige termen: een goede schaker kent de oplossingsruimte van het bord. Binnen deze oplossingsruimte weet hij goede keuzes te maken. Hetzelfde geldt overigens ook voor salsadansen. Naarmate je meer ervaring hebt leer je de oplossingsruimte beter kennen. Het gaat hierbij om de kwaliteiten van de dame (snel, groot, klein, zwierig), de muziek (snel/langzaam, veel accenten, breaks), de positie waar je je in bevindt (soms doet een dame toch iets anders dan je bedoelde, soms moet je uitwijken voor een ander paar) en uiteraard je eigen capaciteiten. Deze factoren bepalen wat voor figuur je op een bepaald moment zal maken. Ik denk nog wel vaak na over wat ik zal doen, maar het lekkerste gaat het als de figuren elkaar ‘logisch’ opvolgen. En dat komt niet omdat het een goed ingestudeerd vastliggend programma is, maar omdat in het onder die condities de netste oplossing is. Ieder figuur op zich ontwikkelt zich ook in een bepaalde oplossings / bewegingsruimte. Door het ritme van de muziek zijn er eigenlijk maar een paar ‘basis’ passen mogelijk (basis, draai 1, draai 2, hookturn, cross-body, inside turn). Figuren die de eerste keer ingewikkeld lijken, blijken al snel een kleine variatie binnen de bekende bewegingsruimte. (Oeffff zo gaat salsa wel erg wiskundig klinken. Straks komt er niemand meer.)
Als ontwerper van software werk ik ook zo. Afhankelijk van het type probleem is er een bepaalde oplossingsruimte met structuren en patronen. Dat zijn stukken van de oplossing die ik niet meer hoef te bedenken. Ik ken ze. Als ik aan een opdracht begin, dan hoef ik alleen maar de benodigde structuren bij elkaar te pakken. Over een paar details moet ik dan nog wel even goed nadenken.
Dus eigenlijk denk ik niet zo veel meer dan andere mensen. Door mijn natuurwetenschappelijke achtergrond let ik wel meer op onderliggende structuren en probeer ik die later toe te passen. In mijn beleving ben ik dus actief bezig om patronen in mij op te nemen, te embedden. Uiteindelijk handel ik weer binnen een beperkte (embedded) oplossingsruimte. Sluit dit ergens aan bij jouw begrip ‘embedded cognition’?
[Het is een beetje lang geworden. Dat is nog een nadeel van schrijven in het Nederlands.]
Een reactie posten