Een situatie lokt gedrag uit. Vandaag op de fiets naar huis. Ik rij op de Lange Viestraat richting Neude. Bij het hoofdpostkantoor is de straat afgezet. Fietsers konden niet rechtdoor. Borden wezen ons naar links, de Oudegracht op. Auto's mochten ook niet verder, die werden door een agent linksaf gedirigeerd. Ik stop en vraag wat er aan de hand is. "De dakpannen vielen eraf", zeg de diender, en hij geeft een kort knikje richting het beroemde gebouw van Berlage achter hem.
Achter mij wil een fietser linksaf de weg oversteken, de gracht op, zoals de bedoeling is. Maar een stadsbus komt aanrijden over de weg. De agent roept de fietser geirriteerd tot de orde: "Pas toch op man. Zie je die bus dan niet? Uitkijken.". De bus rijdt rechtdoor en neemt het dakpannengevaar blijkbaar voor lief. "Wat denk je dan, dat die bus daar linksaf die steeg in gaat?", bijt de agent de fietser toe. "Tjonge jonge", besluit hij, terwijl hij terug naar zijn plek loopt.
Ik fiets door en een aantal inzichten schieten mij door het hoofd.
1) De agent doet voorkomen alsof het stom en dom is van de fietser om vlak voor een bus over te steken. Natuurlijk is dat stom en dom. Maar niet *van de fietser*. Die fietser kan daar niets aan doen. Het is volstrekt normaal, natuurlijk, menselijk, om in die situatie op dat moment de bus niet te zien aankomen.
2) Misschien zag de fietser de bus wel aankomen, maar trok niet de conclusie dat die bus rechtdoor ging rijden. De feiten wezen er wel op: de bus kon inderdaad niet de gracht op. Is dat iets dat je je in een flits van een seconde realiseert? Nee natuurlijk niet en de agent kan ook niet verwachten dat de fietser zoiets bedenkt. Voor de politieagent is de bus echter in zijn directe centrale belangstelling omdat hij alles naar links moet sturen, behalve de bus. Het is overigens niet zo dat de fietser helemaal geen logische gevolgtrekkingen kon maken: hij zag dat iedereen werd omgeleid, en concludeerde dus dat de bus ook naar links zou gaan. Dat is een conclusie die niet overeenkomt met de dagelijkse gang van zaken, want normaal zou iemand nooit zomaar proberen over te steken op die drukke kruising, in de spits, terwijl er een bus aan kwam.
3) De politieagent reageerde onbehoorlijk negatief en beschuldigend, maar zeer waarschijnlijk had dit ook te maken met een angst van de agent dat hij zelf een fout had gemaakt. Immers, hij was daar om het verkeer in goede banen te leiden en zou behoorlijk op zijn flikker krijgen als er onder zijn ogen een fietser onder een bus zou komen. De vraag is dus of hij die angst niet enigzins afreageerde door de fietser van domheid te betichten.
4) Ook ik was schuldig. Ik had de agent van zijn taak afgeleid. De hoofdtaak van de agent was het verkeer te regelen. Maar een agent op straat heeft ook een publieke functie. Maar informatie verschaffen is natuurlijk minder belangrijk dan de veiligheid bewaken. Als ik daar niet gestaan had, had de agent op een veel duidelijker manier, en waarschijnlijk een fractie van een seconde eerder, een positie ingenomen om de bus rechtdoor te laten. Dat was een zichtbaar signaal geweest dat de fietser wellicht had doen besluiten om te kijken en te stoppen. Wellicht dat de agent zich dat ook besefte.
Het feit dat professionals zoals politie-agenten, ICT-medewerkers, winkelpersoneel, docenten en meer van zulk volk er bij voortduring vanuit gaat dat de mensen met wie zij te maken hebben (burgers, kantoorpersoneel, klanten, studenten) alle relevante kennis en cognitieve capaciteit ten alle tijde beschikbaar hebben om een rationele afweging te maken en 'de juiste' beslissing te nemen is een groot sociaal probleem, waardoor veel mensen dagelijks negatieve ervaringen hebben en gefrustreerd raken.
Dit blog is verhuist: www.jellevandijk.org
donderdag, januari 11, 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten