Melvin is mijn vertrek binnengekomen. Hij is begonnen mij te voeden. Dat merk ik aan de stijging van mijn suikerspiegel. Het vlees wordt weer verwend vandaag! Rillingen lopen over oude, evolutionair gegroeide zenuwbanen. Zou het zondag zijn? Voor mij is het al maanden en maanden zaterdag, dus ik heb geen idee. Ik heb een zaterdag-fetish de laatste maanden, dus ik kies elke ochtend voor zaterdag. Dat is mijn goed recht. Dat is ieders recht, althans, hier, waar ik ben. Maar Melvin trekt zich van dat soort virtualiteiten niets aan. Daar waar hij leeft volgen alle dagen van de week elkaar nog medogenloos op, de een na de ander. Slechts eens in de zeven dagen is het zondag. Op zondag krijg ik extra suikers en een kippe-ei. Waar hij die eieren vandaan haalt is me een volkomen raadsel, maar interesseren doet het mij niet echt.
Ik weet niet hoe Melvin eruit ziet. Ik weet niet eens hoe ik er zelf uit zie. Maar ik kan me wel een voorstelling maken. Er zijn hier wel beelden, natuurlijk, gemaakt in de fysieke wereld en verzameld door gekken, fetishisten, psychiatrisch patienten. En alhoewel niemand het hier zou willen toegeven heeft iedereen die beelden wel eens bekeken. We zijn erg lelijk. Althans, fysiek gezien. Gelukkig hoeven we daar nooit echt naar te kijken. Maar de gedachte gaat wel eens door je hoofd, dat kun je niet uitzetten, als je met een prachtige vrouw in de bar staat te praten. Je ziet haar welgevormde lichaam en je hoort haar zwoele stem en ineens denk je: een berg vet. Een berg vet. Veel meer is het niet. Een berg, lelijk, lillend, hangend, blubbend vet. Als ik mezelf zou moeten omschrijven zou ik zeggen: ik ben naar schatting zo ongeveer driehonderd kilo lillend vet. Een vetberg. Die berg ligt in een thermoruimte en wordt eens in het half huur mechanisch gedraaid om doorliggen te voorkomen. Onderaan ons afstotelijke lichaam hangen wat slappe aanhangsels. Melvin zou nog weten wat je daar mee aan zou moeten. Maar die kant van onszelf is uberhaubt ondergestimuleerd geweest en daarom nauwelijks ontwikkeld. De andere kant echter, wat vroeger de bovenkant geweest moet zijn, die is interessanter. Wij hebben een groot hoofd. Een hoofd dat er in aanleg niet zeer anders uit ziet dan bijvoorbeeld het hoofd van Melvin, althans, zoals ik mij het hoofd van Melvin voorstel. Een hoofd zoals een mensenhoofd er al millenialang uit moet hebben gezien. Maar de meeste gaten in het hoofd zijn gevuld en gesloten. De oren zijn onherkenbaar verschrompeld. Het schijnt dat wij in rudimentaire vorm nog oogbollen hebben. Je zou ze van de buitenkant niet meer kunnen zien want onze oogleden zijn gesloten en vergroeid en zouden zich nooit meer kunnen openen. Het enige dat nog vollop in leven is, is de mond. Hierin steekt een buis. Deze buis voert naar een verdeelstation. Daar doet Melvin zijn werk.
Het zou natuurlijk evengoed mogelijk zijn geweest om mij rechtstreeks in de bloedbaan te injecteren. Er zijn experimenten mee geweest. Het bleek moeilijker dan gedacht. Het spijsverteringssysteem is een complex systeem. Miljoenen neuronen houden zich er zoet mee. En die neuronen kun je niet zomaar uitschakelen. Want de neuronen zijn het goud van deze tijd. We lieten de spijsvertering dus intact. En daarom voedt Melvin mij ‘good old fashioned’ via mijn slokdarm suikers, vitaminen en koolhydraten – en gezuiverd water.
Mijn hoofd is groter dan dat van Melvin, daar kan ik met 99% zekerheid van uit gaan. Het bevat namelijk een anderhalf keer zo grote cortex. En die cortex is verbonden met de wereld waarin ik leef. De matrix, zoals Martin het noemt, maar Martin is een cult-freak. In de matrix ben ik blond en gespierd. Het is verbazend te zien hoeveel blonde gespierde mannen er hier zijn. Je zou zeggen dat de aardigheid er dan wel snel af gaat, als iedereen blond en gespierd is. Niets is minder waar. Blond en gespierd is wat ons spijsverteringsstelsel ons opdraagt te wensen te zijn.
Wij leven in twee werelden, Melvin en ik. Ik ben zijn werkgever, maar we hebben nooit een woord met elkaar gewisseld. Ik weet wel het een en ander over zijn wereld. Het is er donker, vervuild, vergiftigd. Er is teveel smog, te weinig ozon, teveel regen, te weinig drinkbaar water. Melvin leeft hoogstwaarschijnlijk met zijn gezin in een krot in een wijk met krotten en komt elke dag naar mijn physical om mij te voeden en zijn salaris te incasseren. Zo deed zijn vader dat voor hem en zijn vader voor hem bij mijn vader. Familiebanden zijn cruciaal in zijn wereld en dat zijn ze ook in de onze. Het laatste dat je wilt is dat je in de handen komt van Physical Wellfare, die je direct een poot uitdraaien door je bankrekening te blokkeren en je te verplichten kleding te dragen met het logo van het PW bureau. Maar ja, wat moet je, als je voeder sterft of ineens wegblijft, en je suikers dalen en je geen familie hebt om je op te vangen?
Mijn homeostase bereikt zijn equilibrium. Als ik zou kunnen zuchten zou ik zuchten. Een rekening komt binnen en ik betaal, zoals altijd. Het is mijn enige virtuele contact met de fysieke wereld. Met Melvin. Melvin zal een nummer krijgen dat hij zal vermenigvuldigen met een nummer in zijn hoofd dat hij alleen kent. De uitkomst zal hij invoeren in een of andere antieke bankmachine in een antiek gebouw dat verzuurd is door de regen. Daarmee zal het saldo van zijn rekening stijgen voor precies het bedrag dat het bij mij zal dalen. En met dat saldo zal hij zijn ding kunnen doen, daar op straat. God mag weten hoe hij het volhoudt. Maar hij houdt het vol. En daarmee houdt hij mij in leven.
Melvin, je weet het niet, maar ik hou van je.
Dit blog is verhuist: www.jellevandijk.org
zondag, januari 28, 2007
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten