Campingbazen en pensionhouders hebben vaak rare trekjes. In Frankrijk ontmoetten wij er weer een nieuw voorbeeld van. Het was een kleine camping met slechts 13 plaatsen, in een dal in een kloof in de bergen ergens een flink eind van de doorgaande weg af. Prachtig gelegen, met een mooie vers groene grasmat, links en rechts geflankeerd door massieve bergkammen: een uitzicht! Voor geen goud zouden we verkassen. En de eigenaren van de camping waren heus heel erg aardig, maar toch, tja, wat was het met zulke mensen? De vrouw des huizes boende de WC's en douches met zulk een rigoreuze discipline (en de sterkste anti-defecterende middelen), dat we er haast niet meer in durfden, uit vrees de boel te bevuilen. Het betreden van de douche-ruimtes mocht dan ook alleen op de kousevoeten, zo lazen wij op het bordje, in een oude klomp gestoken bij de ingang. Le Patron, ondertussen, was een oudere gepensioneerde fabrieksdirecteur, die de camping met name gebruikte als dekmantel voor het hebben kunnen aanleggen van een megalomaan groot zwembad in zijn eigen achtertuin (ongetwijfeld met subsidie van La Communite). Niet dat wij er niet van genoten hoor, van het zwembad, het was allemaal prachtig. Prachtig en netjes en rustig en schoon, heerlijk, echt waar. 's Ochtends kwam de oudere heer het terrein oplopen. Alhoewel hij ons altijd vriendelijk groette, hadden we toch ergens het idee dat hij de arbeid op de werkvloer aan het inspecteren was. Vervolgens aanschouwden we het vaste ritueel: hij schept met lange, rustige bewegingen en een groot net de bladeren uit het zwembad, klimt via het luik in de zwembadkelder, doet daar zijn ding met water en pomp en zuiveringsinstallatie, verschijnt weer ten tonele en keert terug naar de boerderij. Een ogenblik later zien we hem weer, goed geconserveerd in zwembroek en gebronsde blote bast, waarop hij zich weloverwogen het water in laat glijden en enkele baantjes trekt, in een ervaren, vooroorlogse borst-crawl. Tenslotte verwijdert hij de dikke bromfietsketting en opent het witte hekje dat het zwembad van ons kampterrein scheidt: het bad is geopend voor de gasten.
Een wat extremer voorbeeld van, laten we zeggen, 'typische gastheren en gastvrouwen' is al wat ouder: we liepen ooit een stukje van het Pieterpad. (Hoeveel mensen liepen niet ooit eens 'een stukje van het Pieterpad?'). Ergens bij Roermond of Sittard, of waar was het ook, overnachtten we bij mensen thuis. Bed & Breakfast. De man en de vrouw waren volkomen wereldvreemde types. Het huis was smoezelig en in mijn herinnering zat het vol beesten. Er sliep in ieder geval een kip in een kattenmandje in de kamer, want die werd nog aan ons voorgesteld. (Tok). We gingen uit eten in het nabijgelegen stadje, de heer des huizes stond erop ons te brengen en ook weer op te halen. We moesten maar bellen als we klaar waren. Maar: zo drukte hij ons op het hart: ik wil jullie vragen, neem geen toetje! Ik leg het later wel uit, maar Neem Geen Toetje. Wij zijn zulke brave mensen, als de beste man dat vraagt, dan doen wij dat. Na 30 min stonden wij alweer buiten de Chinees, het enige beschikbare etablissement in de hoofdstraat. Wij bellen. Hij haalde ons op (de auto was een enorme ouwe bak met hele lage instap en van die houten kralenkettingen over de stoelen). Terug in het B&B huis werden we gesommeerd op de bank plaats te nemen. We kregen ijs met kersen in een sorbetglas. Traditie van het huis. Volgde een verhandeling over het ontstaan, onderhoud, ervaren en evaluatie, alsmede de mogelijke toekomst, van deze traditie. Daarna kwam het gesprek, onvermijdelijk, op het Pieterpad. Daar wisten onze gastheer en gastvrouw alles van. Van Hun Pieterpad. Waar zij onderdeel van uitmaakten. Ze kenden alle leuke B&B-adressen, en met name ook alle plekken waar je niet naar toe moest. Vervolgens kregen ze ruzie met elkaar. Zij begon op hem te schelden. Hij liet het gelaten over zich heen komen. Wij snel naar bed. Die nacht heb ik slecht geslapen.
Nog extremer. Oostenrijk. De berghut had een restaurant en 10 slaapplaatsen. Omdat enkele jaren geleden de nabijgelegen ski-lift zonder melding vooraf van de gemeente was wegbezuinigd, kwamen er nauwelijks klanten meer. De eigenaresse was maar vast begonnen de eigen drankvoorraad op te drinken. Een stamgast uit het dorp beneden wilde terug voor het onweer uit zou barsten (het regende al; hij was op de mountainbike!) maar zij stond hem dat niet toe. "NEIN" schreeuwde ze met dubbele tong "Du Zolst Dein Schnapps Trinken!!!". Beter toegeven dan ruzie, dacht de man, sloeg zijn (hoeveelste?) schnapps achterover en aanvaarde waggelend de afvaart. Wij sloegen snel een schietgebedje, waarin de kwaliteit van zijn remmen centraal stond. De biefstuk was op, de spaghetti was er niet en de hasjee die we uiteindelijk kregen, afijn, ik zal u de details besparen. Snel naar bed maar weer. We sliepen in bunkbedden met grijze paardedekens die sinds de tweede wereldoorlog niet meer uitgeklopt waren. Het was zaak je hoofd niet te hard op het kussen te leggen als je omdraaide, omdat je dan kon stikken in de stofwolk die volgde. Toen de eigenaresse in de naastgelegen doucheruimte een potje onbeheerst begon over te geven, hebben we voor de veiligheid het haakje toch maar op de deur gedaan.
Dit blog is verhuist: www.jellevandijk.org
woensdag, september 13, 2006
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten